Learn essential Dutch phrases


Whether you're heading to the Netherlands or Belgium and need some Dutch phrases under your belt, or simply want to learn the essential phrases every Dutch learner should know, you'll find the absolute essential phrases below, covering a diverse range of topics from introducing yourself, explaining you're new to Dutch (and asking others to slow down!), engaging in smalltalk (it's usually related to the weather!), and asking for directions and assistance.

Once you have these phrases under your belt, you'll be familiar with very basic Dutch, and could hold a limited conversation.

Contents

Greetings and goodbyes

English Dutch
Hello / bye! Hallo!
Goodbye Tot ziens
See you later (today) Tot straks
See you soon Tot zo
Good morning Goedemorgen
Good day Goedemiddag
Good evening Goedenavond
Good night Goedenacht
Sleep well Slaap lekker
How are you? (formal) Hoe gaat het met u?
How are you? (informal) Hoe gaat het?
I'm well Het gaat goed
Not so good Niet zo goed

Discussing yourself

English Dutch
My name is... Ik heet...
I'm from... Ik kom uit...
I speak English Ik spreek het Engels
My favourite food is... Mijn favoriete eten is...
I like dogs Ik houd van honden
I'm hungry Ik heb honger
I'm thirsty Ik heb dorst
I'm visiting the Netherlands Ik ben op bezoek in Nederland
I'm ... years old Ik ben ... jaar [oud]

Need to learn more Dutch phrases? Check out Lonely Planet's Dutch Phrasebook!

Asking for directions

English Dutch
How do I get to ...? Hoe kom ik bij ...?
Where is the ...? Weet u waar ik ... kan vinden?
Excuse me! Pardon, alstublieft!
Thanks! (formal) Dank u wel!
Thanks! (informal) Dank je wel!
I'm looking for... Ik ben op bezoek voor...
Where is the airport / hotel / train station / bus stop? Waar is het vliegveld / het hotel / het treinstation / de bushalte
When does the bus/train arrive in ...? Hoe laat komt de bus/trein aan in ...
How far is it to ...? Hoe ver is het naar ...?
Next to... Naast...
North / East / South / West Noorden / Oosten / Zuiden / Westen
I'm visiting the Netherlands Ik ben op bezoek in Nederland
Left / right Links / rechts
In front of Voor
Behind Achter

Asking for help

English Dutch
Excuse me, please! Pardon, alstublieft!
I need help Ik heb hulp nodig
I need an ambulance Ik heb een ambulance nodig
Where is the ... embassy? Waar is de ... ambassade?
I need directions Ik heb aanwijzingen nodig
I need a hug Ik heb een knuffel nodig
I need food Ik heb eten nodig
I need medicine Ik heb medicijnen nodig
Do you have any water? Heb je water?
I surrender! Ik geef me over!

Explaining you're new to Dutch

English Dutch
I'm learning Dutch Ik leer Nederlands
My Dutch is bad Mijn Nederlands is slecht
I speak English Ik spreek het Engels
Please speak slower Spreek alstublieft langzamer
Can you please speak English? Kunt u alstublieft Engels spreken?
Can you please speak Dutch? Kunt u alstublieft Nederlands spreken?
Is my Dutch good? Is mijn Nederlands goed?
Sorry! Sorry! or Het spijt me!

Smalltalk

English Dutch
Nice weather Lekker weertje buiten
What [bad] weather! Wat weer!
Did you have a good weekend? Fijn weekend gehad?
Nearly the weekend! Bijna weekend!
Luckily the weather is supposed to improve! Gelukkig wordt het beter weer!
I like dogs Ik houd van honden
Do you like dogs? Houd je van honden?
I'm hungry Ik heb honger
Were the roads busy? Was het druk op de weg?
I'm visiting the Netherlands Ik ben op bezoek in Nederland
Where are you travelling from? Waar kom je vandaan?