1,000 most common Dutch words


Welcome to our compilation of the 1,001 most common Dutch words. These words are sorted by frequency, from the most commonly occurring to the least.

We used diverse data sources representing real-world usage across various contexts, to ensure an accurate representation of the most commonly used words in modern Dutch.

Tip: If you're looking for a (physical) Dutch dictionary, please see our list of top books for learning Dutch.

Advertisement

Data sources

The list

Each Dutch word in the list is accompanied by its English translation. We have been meticulous in our translations, which are reviewed (by humans!) to ensure correctness, but please let us know if you spot any errors or issues! Please note the list is dynamic – we update it twice per year on average (which is quite an undertaking for 1,000 words) although the majority of updates are simply reordering existing entries based on changes in frequency.

The list was last updated on 2 December 2024, to reflect new words and correct a number of minor issues (duplicate entries). Usage of some words was further clarified.

Advertisement

Dutch word English translation
ik I
je you
het the
de the
is is
dat that / this
een a / one
niet not
en and
wat what
van of
we we
in in
ze they / she
op on / in
te to / too
Advertisement
hij he
zijn his / is (also 'to be')
er there
maar but
me me
die that / this
heb have
voor for
met with
als as / if
ben am
was was
mijn my
u you (formal)
dit this
aan on / to
om to / for / at / around (highly context-dependent)
hier here
naar to
dan then / than (depends on whether it's temporal or comparative)
jij you (emphasis)
zo so
weet know
ja yes
kan can
geen no
nog yet / still
wel well / surely (used for emphasis or positive contrast)
wil want
moet must
goed good
hem him
hebben have
nee no
heeft has
waar where / true
nu now
hoe how
Advertisement
ga go
kom come
uit out / from
gaan go
bent are
haar her / its / hair
doen to do
ook also
mij me
over about
of or
daar over there / because
zou would
al all / already / though
jullie you (plural; like "y'all")
zal shall / will
bij at / in / to / with / by
ons us / our
gaat goes
hebt have
Advertisement
meer more
waarom why
iets something
deze these
laat late
had had
doe do
moeten must
wie who
jou you (object form)
alles everything
denk think
kunnen can
eens once
echt really
weg away / road (context determines meaning)
door through / by
man man
toch yet / though
zien see
oké okay
alleen only
nou well / now
dus so
nooit never
terug back
laten let
mee with / along
even just / even
hou hold / love (context-dependent)
komt comes
niets nothing
zei said
misschien maybe
kijk look
iemand someone
komen come
tot to / until / up to (context-dependent)
veel much / many
worden become
onze our
mensen people
zeg say
leven life / live
zeggen to say
weer again / weather
gewoon just / simply
nodig necessary
wij we
twee two
tijd time
tegen against / to
uw your (formal/polite)
toen then / when
zit sit / is located
net just / barely (common) / network (technical context)
Advertisement
weten to know
heel very / whole
maken to make
wordt becomes
dood dead / death
mag may
altijd always
af off / done
wacht wait
geef give
dag day
omdat because
zeker sure / certain
zie see
allemaal all
gedaan done
oh oh
dank thanks
huis house
hey
zij they / she (depends on sentence context and verb conjugation)
jaar year
vader father
doet does
zoals like / such as
jouw your
vrouw woman / wife
geld money
hun their / them
mr mister (formal title)
god god
kunt can
keer time (occurrence)
dacht thought
erg very / bad
willen want
anders otherwise / different
zitten sit / are located
iedereen everyone
één one
andere other
zullen shall / will
niks nothing
niemand nobody
wilt want (formal or emphasized)
bedankt thanks
binnen inside / within
beter better
spijt regret
maak make (I make / imperative form)
Advertisement
hallo hello
neem take (I take / imperative form)
vind find (I find)
staat stands / state (context-dependent)
werk work / job
zich himself / herself / itself
moeder mother
gezien seen
waren were
wilde wanted
praten to talk
hele whole / entire
genoeg enough
meneer mister / sir
bedoel mean (I mean)
klaar ready / done
vinden to find
kon could
mooi beautiful / nice
leuk fun / nice
luister listen (I listen / imperative form)
ziet sees
toe to / towards
na after
sorry sorry
elkaar each other
blijf stay (I stay / imperative form)
uur hour
zegt says
vast firm / stuck / probably (context-dependent)
drie three
alsjeblieft please / here you go
alle all
natuurlijk naturally / of course
maakt makes
gek crazy
helpen to help
verdomme damn (informal, vulgar)
grote big / large
lang long / tall
wist knew
dingen things
helemaal completely
graag with pleasure / gladly
eerste first
krijgen to get
blijven to stay
werd became
zonder without
houden to hold / to keep
naam name
vriend friend
kijken to look
beetje bit / little
Advertisement
jongen boy
steeds still / continuously
auto car
goede good
snel fast
geven to give
geweest been
achter behind
ooit ever
wanneer when
kinderen children
onder under
bang afraid
ging went
hand hand
vertellen to tell
eten to eat
jongens boys / guys
hoor hear / listen (context-dependent)
kwam came
idee idea
paar few / couple
zag saw
moest had to
wereld world
zorgen to care / worries (context-dependent)
deed did
gebeurd happened
nieuwe new
vraag question / request
morgen tomorrow
staan to stand
vragen to ask
laatste last
lijkt seems
geweldig amazing
want because
vandaag today
zelf self
kun can (informal singular)
nemen to take
beste best
heen to / towards
ie he (informal/slang)
zelfs even
meisje girl
ken know (I know)
stop stop
rustig calm
enige only
buiten outside
thuis home
gezegd said
kleine small
geloof faith / belief
eerst first
mannen men
hadden had
samen together
vertel tell (imperative)
Advertisement
denken to think
halen to get / to fetch
hen them
eigen own
hoop hope
zoon son
krijg get (I get / imperative)
denkt thinks
open open
probleem problem
elke each / every
zouden would
horen to hear
pak suit / pack / grab (context-dependent)
geleden ago
orde order
wou wanted (informal)
bijna almost
gelijk equal / immediately (context-dependent)
vrienden friends
kant side
houdt holds / loves (context-dependent)
begrijp understand (I understand)
politie police
gebeurt happens
eigenlijk actually / really
soms sometimes
wachten to wait
kind child
hoofd head
vanavond tonight
precies exactly / precisely
geeft gives
alsof as if
ding thing
voel feel (I feel)
gevonden found
probeer try (I try)
zet put / set
verder further
help help (imperative)
heet is called / hot (context-dependent)
dagen days
familie family
haal fetch / take
pas just / only / pass (context-dependent)
werken to work
volgende next
krijgt gets
gehad had
't (informal abbreviation of "het")
eruit out of it
gehoord heard
zat sat / was (context-dependent)
bel call (imperative)
huh / isn’t it? (informal interjection)
oude old
vermoord murdered
vijf five
schiet shoot
plaats place
manier way / manner
stad city
gemaakt made
hoeveel how much / how many
ogen eyes
best best
zoek look for / search (I search)
vroeg early / asked (context-dependent)
word become (I become)
jezelf yourself
daarom therefore / that’s why
spelen to play
geloven to believe
minuten minutes
slecht bad
school school
pijn pain
vindt finds
moment moment
blij happy
welke which
kamer room
water water
kans chance
schat darling / treasure
dollar dollar
land country / land
vier four
werkt works
deur door
brengen to bring
broer brother
breng bring (imperative / I bring)
mooie beautiful
zoeken to search
lekker tasty / nice
later later
wees be (imperative) / orphan (context-dependent)
juist correct
vooruit forward
klootzak bastard (vulgar)
volgens according to
alstublieft please (formal)
groot big
ligt lies (location) / depends (context-dependent)
boven above
ergens somewhere
spreken to speak
blijft stays
papa dad
prima fine / excellent
handen hands
sta stand (I stand / imperative)
tussen between
praat talks / talk (imperative)
vond found
verteld told
soort type / kind
zoveel so much
week week
proberen to try
problemen problems
hulp help
echte real
kent knows
vrouwen women
vergeten to forget
plan plan
mevrouw madam
dokter doctor
pakken to grab / to take
beginnen to begin
nacht night
Advertisement
kop head / cup (context-dependent)
betekent means
klopt correct / knocks (context-dependent)
bed bed
stoppen to stop
hoi hi
lopen to walk
klein small
mama mom
gebruiken to use
doden to kill
vrij free
liefde love
zult shall / will
zorg care
zaak case / business
los loose
bellen to call
ervan of it / from it
mis miss / wrong
hart heart
beneden downstairs
verhaal story
wakker awake
sir (formal address)
voordat before
voorbij past
leren to learn
vol full
tien ten
slapen to sleep
druk busy / pressure
zodat so that
neer down
nummer number
hoeft need (negative contexts)
'n (abbreviation for "een")
dochter daughter
jezus Jesus
foto photo
vergeet forget
dicht close
gelukkig happy / fortunately
snap understand (I understand)
zoiets something like that
gekomen come
baby baby
gebeuren to happen
ok okay
moeilijk difficult
meteen immediately
gezicht face
dr Dr. (abbreviation for doctor)
stel set / couple (context-dependent)
sinds since
zes six
begin begin / start
plek place
drinken to drink
hey hey
vermoorden to murder
zaken business / matters
begrepen understood
ver far
hetzelfde the same
ander other
bezig busy / occupied
liggen to lie (down)
per per
oud old
gaf gave
eraan on it / to it
eerder earlier
baas boss
agent officer
oorlog war
mond mouth
waarschijnlijk probably
Advertisement
film film / movie
rust rest
zeer very / sore
vallen to fall
sterven to die
hond dog
mogen may / to be allowed
waarheid truth
rond around
geluk luck / happiness
heren gentlemen
jaren years
vent guy
hoorde heard
terwijl while
mam mom
avond evening
nieuws news
aardig kind / nice
maanden months
welkom welcome
veilig safe
schatje sweetheart
fijn fine
mogelijk possible
stuk piece
redden to save
rest rest
hoort hears / belongs
huh / hey
bloed blood
vriendin girlfriend / female friend
stil quiet
langs along
eerlijk honest
recht right / law
vandaan from
ermee with it
betalen to pay
voelt feels
kennen to know (someone)
kerel guy / bloke
schuld debt / fault
buurt neighborhood
fout mistake
reden reason
ouders parents
overal everywhere
belangrijk important
hard hard / loud
kapitein captain
telefoon telephone
kreeg got
duidelijk clear
pa dad
mezelf myself
woord word
straks later
boek book
prachtig gorgeous
heer gentleman
klinkt sounds
erop on it
anderen others
liet let
vanaf from
vaak often
baan job
zin sentence / desire
eentje one
generaal general
spullen stuff
zwarte black
pistool gun
toekomst future
bank bank
degene the one
goedemorgen good morning
langer longer
slechts only
informatie information
schrijven to write
ieder each
verliefd in love
veranderd changed
probeerde tried
tenminste at least
slaan to hit
luisteren to listen
vliegtuig airplane
kwamen came
begrijpt understands
makkelijk easy
boos angry
boot boat
geest spirit / ghost
gingen went
ter to the / on the
ongeluk accident
trouwens by the way
succes success
vliegen to fly
lange long
maand month
vraagt asks
gebeurde happened
kijkt looks
meester master
koud cold
onderzoek research / investigation
kleren clothes
lul jerk (slang)
stom stupid
spreek to speak
feest party
jawel yes (emphatic)
weinig few / little
liefje darling
schip ship
behalve except
vreselijk terrible
Advertisement
bal ball
hotel hotel
controle control / inspection
genomen taken
wonen to live
honger hunger
sterk strong
juiste correct
zak bag / pocket
volgen to follow
geheim secret
probeert tries
ene one
contact contact
verkopen to sell
show show
hoef need (negative contexts)
gedood killed
welk which
iedere every
meter meter
zolang as long as
sturen to send
rot rotten
begonnen started
woont lives
absoluut absolutely
beschermen to protect
bestaat exists
dienst service
moe tired
rug back
geboren born
naast next to
afgelopen past / last
wegwezen get out
bewijs evidence
lachen to laugh
jong young
jonge young (emphatic)
lijken to seem
erover about it
gered saved
wilden wanted
voorstellen to introduce / to propose
reis journey
advocaat lawyer
afspraak appointment
raak hit
verkeerde wrong
schelen to matter
gevaarlijk dangerous
rij row
voelde felt
gestolen stolen
kolonel colonel
maat mate / measure
volg follow
gedacht thought
dame lady
dragen to carry / to wear
prijs price
lukt succeeds
kont butt
Advertisement
geleerd learned
betaald paid
speelt plays
hel hell
trekken to pull
geraakt touched
mocht was allowed
stem voice / vote
missen to miss
jammer pity
seks sex
ma mom
bekend known
doel goal
amerikaans American
camera camera
leuke fun / nice
helpt helps
regels rules
gevaar danger
sla lettuce / hit
erger worse
red save
raar weird
derde third
raken to hit
arme poor
zweer swear
vertrouw trust
seconden seconds
totdat until
rennen to run
paard horse
tafel table
geweldige amazing
sneller faster
steek stab
moesten had to
wagen car
grapje joke
groep group
kaart map / card
moordenaar murderer
wedstrijd match
via via
gefeliciteerd congratulations
gaten holes
macht power
dom dumb
nadat after
leek seemed
raad advice / council
band band
tuurlijk of course
zover so far
arm arm
ruimte space
gebracht brought
meeste most
dromen dreams
zodra as soon as
zwaar heavy
kerk church
schuldig guilty
rijk rich
ziel soul
geprobeerd tried
oog eye
vlucht flight
vanuit from
vorige previous
allen all
uh uh
herinneren to remember
vooral especially
meiden girls
eind end
oma grandma
viel fell
zuster sister
gelooft believes
wet law
kapot broken
gooi to throw
haast rush
gedachten thoughts
negen nine
bewijzen to prove
eer honor
brief letter
dronken drunk
drugs drugs
teken sign
duurt lasts
sleutel key
onmogelijk impossible
zee sea
ouwe old
namen names
regel rule
lijn line
kost costs
zon sun